De wortels van onze Sociëteit liggen in de Franse Revolutie, een van de meest opzienbare gebeurtenissen in de geschiedenis die het einde van het 'Ancien Regime' betekende.
De Franse revolutionaire troepen die op 7 september 1794 Tilburg bezetten, trokken door naar 's-Hertogenbosch. Die vesting viel hun na een belegering van enkele weken op 10 oktober 1794 in handen. Daags daarna trokken enige officieren met escorte de stad binnen. Dit tafereel is door de Tilburgse kunstenaar Jozef Augustinus Knip (1777-1847) die kennelijk ooggetuige was, in een crayontekening vastgelegd.
In 1774 werd mr Antonie van Hanswyk, advocaat te ’s-Hertogenbosch en hoog- en laagschout der stad en Meierij, eigenaar van huize ‘de Wereld’. Hij liet het grondig verbouwen door de Bossche timmerman en architect Willem Hubert.
Mr Van Hanswyk maakte deel uit van de 22 oprichters van de Sociëteit Amicitia, evenals de vader van de daaropvolgende eigenaar, mr Jacob Willem Half Wassenaar van Onsenoort, lid van de Hooge Criminele Vierschaar over de stad en Meierij van ’s-Hertogenbosch.
Hij kocht het pand in 1806 dat dank zij de verbouwing van de vorige eigenaar werd omschreven als: ‘eene moderne, zeer wel doortimmerde heerenhuizinge met eene uitgang in een straatje dat uitkomst in de Peperstraat, koetshuis en stal, uitkomende in de Ververstraat’. Hij heeft er niet lang gewoond want reeds in 1807 verkocht hij zijn bezit aan mr Frans Van Lanschot.
De oudst bekende eigenaresse van dit huis is Catharina van Vladeracken, dochter van mr Geert, schepen van ’s-Hertogenbosch. Zij bezat behalve dit huis ook nog een kasteel te Aarle-Beek. Na het overlijden van haar echtgenoot verkocht Catharina van Vladeracken in 1541 huis, erf, plaats en achterhuis aan Jonker Gijsbert Pels.
In de daarop volgende jaren zijn vele Bossche hoogwaardigheidsbekleders eigenaar geweest van dit pand. Het is in de loop van de tijd behoorlijk vergroot en uitgebreid, zoals blijkt uit een koopakte anno 1704.
Toen werd het pand verkocht aan François van Rotterdam, schepen van ’s-Hertogenbosch. Hij koopt ‘eene schoone welstaende huijsinge, erve, leedige plaetse, aghterhuijs, hoff en nieuw somerhuijs’.